Als de uitvoering van euthanasie niet volgens plan verloopt, moet de arts de hele procedure overdoen, zo staat in de KNMG/KNMP-richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding. Per 1 juli 2025 hanteren de Regionale Toetsingscomissies Euthanasie (RTE’s) bij de toetsing een vaste tijdsnorm, zo bericht de KNMP.
In de richtlijn staat dat na het toedienen van de coma-inductor en het vaststellen van voldoende bewustzijnsverlaging direct het spierrelaxans moet worden toegediend. In uitzonderlijke gevallen loopt de euthanasie anders, er ontstaat vertraging in de procedure. Daardoor bestaat het risico dat de bewustzijnsverlaging minder diep wordt en de patiënt dan alsnog de verlammende en verstikkende werking van het spierrelaxans ervaart. Om die reden hanteren RTE’s per 1 juli de toetsnorm dat er maximaal 30 minuten tussen toediening van de coma-inductor en het spierrelaxans mag zitten. Als na toediening van de coma-inductor een snelle, adequate bewustzijnsverlaging uitblijft, moet de arts de hele procedure opnieuw doen. De richtlijn wordt hierop aangepast.
